Afgelopen week dompelde ik onder in een een herfstig Frankrijk. Ik ben daar graag, maakt niet uit in welk seizoen. Laatst was ik er alleen en dat is de meest succesvolle manier om te ontdekken wat je angsten en geluksdingen zijn, weet ik nu.
Zo heb ik ontdekt is dat je in Frankrijk in het buitengebied niet bang moet zijn voor beestjes. En ook niet voor jagers. Honden liefst ook niet. Gewoon niet voor dieren, reptielen, insecten, mensen ook niet. Maar goed, natuur is dus mijn grote liefde totdat het een spin wordt. Korte historie: sommige mensen zijn bang voor muizen, anderen voor spinnen. Ik behoor tot de laatste categorie. Vooral die grote exemplaren, te eng om naar te kijken, zelfs als ze stil zitten.
Ik trof in mijn slaapkamer bij nachtelijke avond een zeer groot exemplaar aan. Zo een waarvan het lijf minstens dikker is dan de poten. Of eigenlijk trof ik eerst haar zus op de trap (ik weet niet waarom maar bij mij zijn spinnen vrouwelijk- het zal door de meedogenloze zwarte weduwe zijn). Die zus, daar maakte ik brute metten mee nadat ik eerst kort was versteend. MEP, met een slipper. Ik zei er wel ‘sorry’ bij maar mijn angst was groter dan mijn mededogen. Voor straf vond ik daarna dus haar zuster op mijn slaapkamermuur bij tegen het plafond aan. Zonet tegen de rand van het plafond. Zo’n hoek waar je haar niet kunt raken. Zie hieronder voor een slechte foto die mijn hulpvraag moest worden, met bedroevend resultaat.
Want ik stond daar dus bibberend in mijn slaapkamer in Frankrijk. Niemand om mij te redden, want mensen: ik was daar dus alleen en zo voelde het ook. En ze zat op een slecht te meppen plek. Dus na geen antwoord op mijn apps, belde ik de man om raad. De man was aan het slapen dus die nam niet op. Gelukkig heb ik twee mannen die niet bang zijn voor beestjes. Want ik heb ook een zoon. Die zit weliswaar ergens in een buitenland maar gelet op zijn adolescente leeftijd leek het mij niet onwaarschijnlijk dat hij in de nacht zou opnemen. Dat bleek een juiste veronderstelling. De nuchterheid was het fijnst. ‘Je moet hem niet doodslaan. Je moet hem vangen met een glas en een papiertje.’ Ineens was mijn angst object ook veranderd in een man.
‘Dat durf ik niet. Ik ga hem meppen net als de vorige. Blijf aan de lijn.’
Dus ik pakte een kruk, klom erop en mepte ik opnieuw met de eerder succesvolle slipper. Bleek ze toch met die harige dikke poten heel snel te kunnen lopen. Gillen en gruwel. Inmiddels was ik versteend van angst. Mensen die mij persoonlijk kennen weten het. Ik ben echt doodsbang van spinnen, die grote dan. Dus ik had mijzelf nu al meer dan overstegen door deze heldendaden ook al waren ze onsuccesvol. De laatste vooral. Overigens zijn heel veel heldendaden aanvankelijk onsuccesvol maar daar hebben mensen het liever niet over. Er gingen trage seconden voorbij waarbij ik poogde haar te vinden, maar eigenlijk wilde ik dat wel en niet tegelijkertijd. Nu was ze zeker boos op mij, straks ging ze springen (…). Het onbekende is altijd het allerengst.
Schreeuw aan zoon: ‘hij is kwijt!’.
Irritant kalm antwoord: ‘Nou, die ga je dus nooit meer vinden’.
Dat wist ik al.
‘Wat moet ik nu?’
‘Gewoon gaan slapen.’
Onmogelijk. Gelukkig had ik zoon een tijdje niet gesproken en was het tijd om even bij te praten. Hij bleef aan de lijn terwijl ik een herinnerde klamboe opzette (ja dat was een heel gedoe, zo’n twee persoons ding met buizen daarvoor je aan een technische universiteit gestudeerd moet hebben om hem te begrijpen -óf heel veel geduld. Beiden niet aanwezig)
‘Als hij terugkomt moet je helpen. ‘
‘Hmhm, hoe dan? Ze doen niks hè? En ze zijn heel nuttig.’
Zeker en vast maar nog steeds heel erg eng. Afijn, na een uur stond de klamboe en heb ik mezelf er nachtelijk in opgesloten, zaklamp bij het onvermijdelijk verlaten van het bed en dan een patroon op de stof van je dekbed aanzien voor haar). Het was een zeer ontspannen nacht. Natuurlijk wist ik dat ze terug zou komen.
De avond erna bij het slapen gaan een inspectie van de kamer. Daar zat ze, op mijn raamkozijn. Was dit haar, of was zij met velen? Vermoedelijk, maar hoe dan ook ging ik daar niet aan denken. Ze was in ieder geval weer een vrouw geworden. Ook van andere zijden had ik toch echt tot en met uit Zweden toe het advies gekregen een glas over haar heen te zetten, papiertje eronder en hup naar buiten. MAAR DAN KAN IK HAAR ZIEN (en zij mij ook). Geen argument. Het is ook diervriendelijker. Is zo, maar veel belangrijker: de kans op succes is groter. Wat ik nu wel weer weet: waar de mens verschijnt moet de natuur wijken. Houden we wel echt van natuur? Of alleen als het schattig en aaibaar is?
Ik durfde haar de tweede avond niet te bestuderen maar enige studie bleek toch nodig. Het glas dat ik pakte was te klein. Uiteindelijk vond ik een ijscoupe die over haar heen moest passen en ik had de tegenwoordigheid van geest eerst een stuk papier (karton!) te zoeken dat groot genoeg was om het glas af te dekken, om dingen te voorkomen die geen helpende gedachten zijn. Gelukkig vond ik een grote kartonnen kaart die paste. Je zou denken dat ik nu helemaal was voorbereid, maar voor de beginners onder ons volgt dadelijk nog een belangrijke tip.
Ik dus het glas over de spin zetten en toen het spannende punt (elk punt was trouwens even spannend) om het karton er onder door te duwen zonder ontsnapping en toch ook zonder dat ik haar pijn deed. Enig mededogen was er dus nog wel. Bovendien mogelijk minder kans op gevolgschade. Lukte. Dan de omkering. Niet glas draaien en karton loslaten want ik zag wel haar poten druk bezig, huuuu. Ook gelukt. Naar buiten. En nu komt er een belangrijke tip: je moet eerst de deur open doen!! Dat was ik vergeten en een deur opendoen met twee bezette handen is dus heel moeilijk. Als in: dat kan niet. Dus het glas moest op de grond met het karton er stevig op. Ik overwoog ook een voet te gebruiken, maar gelet op minder sterke coördinatie daar en bibbering van angst geen goed idee. Dus met twee handen glas en karton erop gedrukt op grond, met een hand goed aanduwen (niet te hard want dan valt het om) en dan net als bij Twister de lenigheid benutten en met de andere hand veel kracht zetten op het openen van de deur (die natuurlijk heel goed sluit). Het kan. Niet denken dat je er dan bent, want het is net als bij de afdaling met bergbeklimmen: de meeste ongelukken gebeuren op de terugweg dus er is aandacht geboden bij elke stap.
Voldoende ver naar buiten stappen, en dan met een ferme zwiep haar vleugels testen, niet kijken of ze vliegt (bovendien is daar donker zoals donker bedoeld is) maar wel even een blik in het glas of ze eruit is en op je karton en dan zo snel mogelijk ‘zoef’ de deur in en goed sluiten.
Erg trots was ik dat ik dat durfde. Heb daarna de halve wereld konde gedaan van deze succesvolle heldendaad en ben alsnog natuurlijk in klamboe gaan slapen.
En ja, ik heb ook ontdekt wat mijn geluksdingen zijn, daarom ook de paddenstoelen in dit stukje. Die zag ik niet genoeg, maar behoren tot mijn laatste fascinaties. Omdat dat wat je boven de grond ziet, slechts een spoor is van het netwerk eronder. En zo is het vast ook met de spin alleen moet ik dat nog leren begrijpen. Misschien is het zoals de paddenstoel zijn web verstopt, bij haar niet het verstopte web maar haar verborgen zachtheid? Ik ben ervan overtuigd dat als ik meer begrijp, dat ik dan minder bang ben. Maar daar ben ik dus nog niet.
De foto van de spin hieronder betreft een Japanse spin. Ik heb natuurlijk de foto niet gemaakt, dat deed een van mijn lieve Japanologen-vriendinnen die haar lenzen niet in had (en overigens commentaar kreeg van de andere dierbare Japanologen-vriendinnen die vroeg of ze wel de rode oogjesflits aan deed- alsof het grappig was- huuu). Voor die foto had ik dertig (!) jaar geleden ook geen lef. Ik zat gillend op een stapelbed. Gelukkig was er een dappere hulp bij met fatsoenlijke kisten aan zijn voeten dus de spin-lady heeft het niet overleefd. Ik weet niet of ze dat verdiende. Waarom mocht zij daar eigenlijk niet zijn, en hadden wij meer recht? In ieder geval waren we sterker dan zij.
Moraal van dit verhaal? Ik weet nu dat ik het kan. Een spin vangen. Ik hoef haar niet dood meer te maken. Maar ook al was ik alleen, ik kon het niet alleen, ik had ook mijn web nodig. Nu was het mijn zoon, de avond erna belde ik de middelste dochter omdat ik moeite had te stoppen met beven na mijn wel succesvolle actie. John Donne schreef het al in 1624:
No man is an island entire of itself, every man is a piece of the continent, a part of the main.
Niemand is een eiland, alleen en op zichzelf. In deze weken waarin de oorlog zichzelf opnieuw uitvindt, probeer ik te zoeken naar het web dat ons allemaal verbindt in plaats van te zoeken naar het gelijk dat ons allemaal verpulvert. Mijn grootste troost is dat ik veel zoekenden tegenkom. Misschien is dat wel het benodigde web.
Ontdek meer van Pamela Guldie
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.